Tien de Veer werd geboren op 12 juni 1925. Hij was het tweede kind van Johannes de Veer (Nuland 2 oktober 1887 - Nuland 11 juni 1983) en Maria Timmers (Rosmalen 27 januari 1889 - Nuland 9 juli 1968). Uit het huwelijk werden in totaal zeven kinderen geboren. Tien woonde met zijn ouders, broers en zussen aan de Rijksweg, tegenover Wim van Zuijlen. Ongeveer op de plek waar destijds de boerderij van de familie stond, woont nu Jo, de jongste van het gezin. Het gezin De Veer leefde een eenvoudig bestaan. Vader Johannes had een klein boerenbedrijfje en verdiende - als een rechtgeaarde De Veer - wat bij als timmerman. Samen met zijn zoons maakte hij karren, kruiwagens, eggen en ander landbouwgereedschap. Zoals gebruikelijk werden de kinderen na hun schooltijd uitbesteed aan een boer in de buurt, om zo nog wat extra geld in het laatje te krijgen en vooral een monde minder te hoeven voeden. Te gevaarlijkZo diende ook Piet de Veer d'n boer. Ten tijde van het ongeluk op 3 oktober 1944 woonde hij bij Ties van Geffen aan de Van Rijckevorselseweg in Vinkel. Van de dood van zijn broer hoorde hij pas 's middags toen vluch- | 21 |
tende Nulanders hem vertelde dat er iemand van De Veer verongelukt was. "Omdat ik niet wist van welke De Veer iemand was gedood, ben ik op een gegeven moment te voet richting Rijksweg gegaan", vertelt Piet 57 jaar later. "Levensgevaarlijk, want heel Nuland en vooral het gebied rond de Rijksweg lag continu onder vuur. Toen ik bij de Rijksweg aankwam mocht ik in eerste instantie niet verder van de Engelsen. Het was te gevaarlijk." Uiteindelijk is hij toch overgestoken en bij zijn ouderlijk huis terechtgekomen. Vader en moeder zaten met een deel van het gezin in de schuilkelder, Toon had zijn heil gezocht in de grup. De schuilkelder was nu eenmaal niet groot genoeg. Jo en zijn zus Jaan waren een paar weken eerder al in Nistelrode ondergebracht. SlachtenToon vertelde aan Piet wat er gebeurd was. Die ochtend was aan de andere kant van de Rijksweg een koe door een granaat getroffen. Gedreven door honger en voedselschaarste waren verschillende Nulanders er met messen naar toe gegaan om het beest ter plekke te slachten. Toen ook Tien en zijn hartsvriend Driek de Veer - geen familie, wel een buurjongen - van de gedode koe hoorden besloten ze 's middags een kijkje te gaan nemen. Bij de koe aangekomen, viel er opnieuw een granaat op het beest. Het projectiel ontplofte en doodde de negentienjarige Tien. Driek kwam er wonder boven wonder vanaf met een paar schrammen in zijn gezicht.Omdat alle ooggetuigen inmiddels zijn overleden, is niet meer te achterhalen wat zich daarna precies heeft afgespeeld. Zeker is wel dat het zwaar verminkte lichaam van Tien direct na het ongeluk naar de schuur van Wim van Zuijlen is gebracht. Piet is later die dag met Toon en zijn ouders naar zijn broer wezen kijken. Vanaf dat moment kunnen we - met de herinneringen van Piet - de draad weer oppakken. Ook het dagboek van priester-publicist Wouter Lutkie is daarbij een | 22 |
belangrijke bron. Op donderdag 5 oktober 1944 schrijft hij het volgende:
Ik tik over wat ik daar straks noteerde. Ik zit op den grond tegen de zuidelyke muur van het huisje van vrouw v. d. Broek. Een uur moet ik hier wachten, alvorens weg te mogen. Aldus afgesproken met Karel Willemse, die bij me was en me zoojuist verliet, om te trachten binnen het uur terug te komen met de zuster, later zou ik vrij zijn mijn eigen weg te zoeken.
Wij waren uitgegaan om Martinus de Veer te begraven, die woonde bij zijn ouders, Rijksweg, tegenover Van Zuylen. Wij, de wijkverpleegster, Karel met de doodskist (die we gezamenlyk bij Driek den Haan hadden gehaald) op een kruiwagen en ik met rituaaltje en stool. We stootten op een D. post die order had niemand door te laten. Na bekendmaking van het doel van onzen tocht en eenig aandringen lieten zij ons door. 'n Paar honderd meter verder, bij café Witlox op den Rijksweg, stond een Eng. tank en nog een dergelijk soort, maar wat lichter, wagentje. De jonge commandant, een Londenaar, zooals hij zei, klampte aanstonds ons verpleegsterke aan. Hij moest haar bij zijn colonel laten brengen. Zij protesteerde, zeggende dat zij voor haar werk uit was. Het hoefde slechts kort te duren, de kolonel was hoogstens op een mijl afstands en ze zou weldra worden teruggebracht. Zij protesteerde, doch vergeefs, moest haar fiets daar in de schuur achter laten en instappen. Getweeën zijn wij toen verder gegaan, den jongen te begraven. Het lijk lag in een schuur van Van Zuylen. Door ons zusterke was het gisteren "afgelegd". In een kort wit hemd. Op twee over den vloer uitgespreide meelzakken en onder het hoofd wat stroo. Een laken erover heen. Dit werk op den bodem van de kist gelegd, drie mannen tilden voorzichtig het lijk de kist in en sloegen de overstekende randen van het laken eroverheen. Maar vanuit de tank kunnen ze mij met hun kijkers observeeren en wie weet komt het hun verdacht voor, mijn schrijven. Ik stop. Op de schnjfmachien hervat ik mijn notities. Onderwijl de kist door Karel werd dichtgeschroefd, zei ik den mannen alvast den grafkuil te delven. Dat gebeurde, op het land achter het huiske van vader de Veer, aan den overkant van den weg. Krom gewrongen klein moederke strompelde bitter schreiend ons tegemoet, als wij met onzen droeven last kwamen aandragen. Ik uitte haar mijn meewaren en vroeg om wat wijwater en een palmtakske. De kuil heb ik gezegend, de absoute over het lijk gebeden, een kort woord van troost tot de ouders gesproken. "En zet een houten kruis daar waar zijn hoofd ligt en zoodra de oorlog uit is moet ge met den pastoor spreken over uitvaart en overbrengen naar het kerkhof." De vader dankte en vroeg hoeveel hij mij te betalen had. Dan begon de heftige en lang aanhoudende beschieting.' | 23 |
Paaltjes met lintTien werd begraven achter het ouderlijk huis, op de plek waar nu Jo woont. Kort na de begrafenis vertrok het gezin De Veer naar Vinkel waar het net als Piet onderdak kreeg bij Ties van Geffen. Jo en Jaan verbleven nog steeds in Nistelrode. De oorlog rond Nuland ging intussen gewoon door. De Engelsen rukten steeds verder op vanuit Nijmegen richting Den Bosch, daarbij ieder huis, boerderij en verdachte plek inspecterend. Piet en Jo vermoeden dat de Engelsen daarbij ook op het graf van hun broer zijn gestuit. Jo: "Toen we terugkeerden, stonden om het graf vier paaltjes met een rood lint eromheen. De deksel van de kist was kapot getrapt. Waarschijnlijk dachten de Engelsen dat er wapens of andere zaken in de kist lagen."Zoals Lutkie had gezegd, zocht De Veer na de bevrijding contact met pastoor Goossens om zijn zoon op het kerkhof te herbegraven. 'Dat gebeurde op een zaterdag, zonder mis", herinnert Jo zich. Driek de Veer, de vriend van Tien die er tijdens het ongeluk met een paar schrammen vanaf was gekomen, overleefde Tien maar een paar maanden. Eind januari 1945 verongelukte hij vlakbij Mariaoord, waar hij door een Engelse legertruck werd aangereden. | 24 |
Gert-Jan van Zoggel, 'Wel gestorven, niet vergeten' in: Spoorzoeker 3 (2001) 21-24